vrijdag 30 december 2011

Hoogtelijn - Anne Holt

Wat heb ik nou eigenlijk met die Scandinavische literatuur? Ik snap er zelf ook niets van. Ik houd niet van kou, niet van ijs en ook niet echt van sneeuw.  Je hoeft me geen uren, laat staan dagen, door de natuur te laten wandelen (Dûh, saai!) en al die wintersporten, dat is het al helemaal niet. De laatste keer dat ik op de schaatsen stond lanceerde ik bijna baby J. over het ijs..... Ik had schaatsen van een buurmeisje geleend en daar ging ik, zwalkend achter de kinderwagen met daarin het lieve kleine zoontje van vriendin M. Ik viel (niets nieuws) en duwde daarbij de stang naar beneden, zodat de kinderwagen verticaal kwam te staan. Ik kon hem gelukkig meteen terugduwen, baby J. sliep heerlijk door, maar ik heb nog heel wat slapeloze nachten gehad.

Skiën, daar waag ik me dus maar helemaal niet aan. Langlaufen, dat zou nog net moeten lukken. Dacht ik een flink aantal jaren geleden (ik was toen nog niet zo oud en wijs als nu zeg maar). In mijn geboortedorp ligt een mooie langlaufbaan en zodra het sneeuwt komen mensen van heinde en verre om daar op de lange latten te staan. Samen met mijn A. en vrienden N. en K. durfde ik het wel aan. Even vergetend dat zij alle 3 behoorlijk handig zijn met sport en ik... nou ja. Roefffff, daar gingen zij. En ik? Ik heb voornamelijk sneeuw gehapt. Zo om de 2 meter raakten die latten verstrikt in elkaar en lag ik weer met mijn neus op de grond. Gelukkig wonen mijn schoonouders aan het eind van de baan, dus daar kon ik bij komen met een kop thee. Totdat de rest riep “kom op, nog een rondje!” God, wat haat ik dat.  Ik ben dus lekker blijven zitten en na dat tweede rondje hebben zij me opgehaald voor de laatste paar meters. Dat dus nooit meer.

En waarom dan toch die Noorse en Zweedse boeken? Met al die stoere en zwijgzame mensen, die in ijskoude winters overleven en zich overal redden? Terwijl ik ben van de Italiaanse terrasjes, small talk met absolute vreemden, slenteren door Middeleeuwse dorpjes..... Wellicht dat ik daar ooit nog achter kom.

Hoogtelijn van Anne Holt is een echte aanrader. Een literaire thriller, die zich afspeelt tijdens bar winterweer. Heerlijk in deze tijd van het jaar. De hoofdpersoon, Hanne Wilhelmsen, is een oud politierechercheur. Een aantal jaren geleden is ze tijdens het werk beschoten en met een dwarslaesie in een rolstoel beland. En sindsdien komt ze de dagen in stilte door, rustig, zonder veel mensen te zien. Met alleen haar Turkse vrouw Nefis en haar 4-jarige dochtertje Ida om zich heen. Ze is een chagrijn, dat geen contact met anderen wil maken en denkt dat dit zelfverkozen isolement heel goed bij haar past. Totdat ze natuurlijk, buiten haar wil om, in een situatie belandt waarin ze automatisch weer even politierechercheur gaat spelen. Wat goed bevalt!

Hanne zit tijdens een zware sneeuwstorm in een trein, die ontspoort bij het hoogstgelegen station van Noorwegen. Alleen de machinist komt om en alle passagiers worden ondergebracht in het nabijgelegen hotel, Finse 1222. Door de storm kunnen de reddingsploegen niet te hulp schieten en moet iedereen een aantal nachten in het hotel verblijven. Waar meteen de eerste nacht al een moord wordt gepleegd. En de tweede nacht een tweede..... Ondertussen gaan nog wat mensen dood aan andere oorzaken en begint er flinke onrust te ontstaan onder de mensen. Helemaal door het gerucht dat er een extra rijtuig aan de trein gekoppeld was, met daarin een heel belangrijk persoon (een lid van het koningshuis? Een bewaakte gevangene?) die als eerste in veiligheid is gebracht.

De moordenaar wordt gevonden, iedereen wordt gered en ik ben benieuwd hoe Hanne nu verder gaat met haar leven. En die mysterieuze gast? De schrijfster laat het in het midden, maar ik denk dat ik weet wie het is. Als jij het nou ook weet, zullen we dan even checken of we hetzelfde denken?

dinsdag 27 december 2011

Afvallen en opstaan - Wieke Biesheuvel

Marmelade, karbonade, varkenslapjes, bloemkool en salade
Marmelade, karbonade, varkenslapjes, bloemkool en salade
Oh, koekjeskruimels, oh slagroomtaartjes
Lange vingers, pannenkoeken
Honger honger honger honger honger!

Echt heel flauw, maar sinds het moment dat ik bovenstaand boek las, heb ik dit liedje in mijn hoofd. Ik zong het als kind al en toen ik zelf kinderen kreeg zong ik het voor hen. De afgelopen jaren heb ik er niet meer aan gedacht, tot nu dus.

Waarom een boek over gewicht verliezen? Ik liep in de bibliotheek en zag eerst een boek van Hanneke Groenteman (Bestemming bereikt?). Omdat ik wist dat ze erg afgevallen was na een maagoperatie en ze ooit een boek heeft geschreven met “Jamin” in de titel (nooit gelezen, maar de Jamin is mijn absolute favoriet voor de kikkers en muizen met Sinterklaas) raakte ik nieuwsgierig. Toen ik het boek pakte, bleek dat van Wieke Biesheuvel ernaast te staan. En laat ik nou nooit geweten hebben dat zij heel dik is geweest! Ik ken Wieke (ja, ik ken haar. Zij mij uiteraard niet maar dat doet niet ter zake) omdat ze jaren een column in de Libelle heeft gehad. Waar mijn moeder weer jarenlang een abonnement op had. Wieke verhuisde met man en kinderen van het westen van het land naar Almelo en dat ze in het oosten ging wonen schepte natuurlijk meteen een band, dat begrijp je wel. Leuke columns schreef ze altijd, maar ergens ben ik Wieke uit het oog verloren. En toen zag ik haar dus ineens weer in de bibliotheek! In het westen van het land nog wel.

Waarom nog meer? Omdat ik stiekem wel eens bang ben om heel dik te worden. Slaat nergens op, ik weet het. In al mijn 40 jaren ben ik nog nooit dik geweest en ik zal dat waarschijnlijk ook nooit worden. Maar toch. In mijn hoofd ben ik altijd dikker dan in het echt.

Wieke is morbide obees en wil dat in eerste instantie helemaal niet accepteren. Ze is gewoon een beetje dik. Hoewel ze op vakantie in Rome nauwelijks meer kan lopen.

“‘Je loopt al net als Erik,’ zegt mijn man, ‘zo wijdbeens.’ Hij bedoelt: je bent net zo dik als Erik en daarom loop je zo. Ik loop helemaal niet zoals Erik, een obese buurman. Die is veel dikker dan ik. Ik weet nauwelijks meer op welk plekje voet ik nog kan lopen, omdat overal blaren zitten, daarom loop ik zo. En we moeten de hele middag nog. Maar als hij had gezegd; ‘Je wordt net zo dik als Erik,’ dan waren de rapen meer dan gaar geweest.”  p. 7

Uiteindelijk laat ze zich inschrijven in de obesitaskliniek  in Hilversum, waar ze een jaar lang met een groep mede-obesen een multidisciplinair programma volgt (medische controles, groepsgesprekken, gesprekken met een psycholoog, voedingsadviezen, sport). En ze beschrijft in haar boek waar ze dit jaar - samen met haar groepsgenoten - doorheen gaat. De triomf als het afvallen lukt, het ongelooflijke balen bij een terugval, de inzichten in waarom ze zoveel eet. En dat alles open en bloot, zonder zichzelf te sparen.

“Ik kan alleen maar aan die worst denken. Primitiever kan het niet. Terwijl ik ‘niet doen’ prevel, loop ik naar de koelkast, pak het stuk worst en neem er een hap van. ‘Waar ben je nou mee bezig, stomme trut!’ zeg ik hardop. Ja, dat zal wel en ik neem meteen nog een hap. Een paar minuten later is de hele worst op. En ik kan wel janken.” p. 94

Het contrast met wat ze tegenkomt tijdens haar werkreizen naar Afrika is schrijnend. Wat een overvloed aan eten hebben we hier en wat een problemen brengt dat met zich mee.
Ze stelt zich kwetsbaar op, terwijl ze tegelijkertijd naar voren komt als een ontzettend sterke vrouw, vol humor en talenten. Een vrouw om van te houden!

“Dit boek is er gekomen, zegt ze: ‘Omdat ik mijn ervaringen wil delen met lezers. Ik weet dat geen enkel dieet blijvend helpt en in de obesitaskliniek heb ik vooral geleerd hoe ik anders met eten moet omgaan. Ik weet nu waarom ik zoveel at en hoe ik moet handelen als het misgaat. Omdat ik iemand ben zonder overdadige discipline, denk ik dat als ik kan afvallen en mijn gewicht leren beheersen, iedereen dat kan.’” achterflap

Een mooi boek over een zwaar onderwerp. Letterlijk en figuurlijk.

Volgende keer weer een ouderwets lekker boek uit Scandinavië.

vrijdag 16 december 2011

Dodelijke conclusies - Donna Leon

Was het niet John Lennon die zei: “Life is what happens to you while you're busy making other plans”? Vanmiddag was het zo’n geplande middag die totaal anders verliep. En wat is dat leuk! Zei ik, met control als middle name....

Vanmiddag een kerstboom uitgezocht voor de straatkerstborrel volgende week. Normaal gesproken hebben we een stuk of 6 kleine boompjes, dit jaar zouden we het bij 1 boom laten. “Maar dan wel eentje die wat groter is”. Nou kon ik kiezen uit 1,50 of bijna 5 meter..... Tja, dan wordt het dus die laatste, dat snap je wel. In mijn kleine bestelautootje paste die niet, dus A. zou hem aan het eind van de middag ophalen.

Nou was A. van plan nog veel te werken deze middag - alleen even tussendoor boompje ophalen - en dan zouden we na het eten eindelijk onze eigen boom opzetten. Kids al helemaal opgewonden. Het liep een beetje anders..... Straatkerstboom bleek te groot om zelf uit de auto te krijgen (hoe hij erin is gekomen en hoe A. ermee naar huis is gereden, ik wil het niet weten) en buurman H. wilde wel even helpen. Toen hebben ze dat ding ook maar meteen opgezet, want anders ligt tie daar maar zo. Kleine M. belde overal aan om te vertellen over die “enorme kerstboom die maar € 48,00 kostte” (tja, dat laatste was nou niet nodig om te vertellen, maar wel een fantastisch koopje niet waar?) en buurvrouw D. kwam prompt met een flesje wijn aanzetten want “een kerstboom opzetten zonder wijn, da’s natuurlijk niks”. Helemaal mee eens!

Uiteindelijk was het natuurlijk veel te laat om nog te koken. Gelukkig had ik vanmiddag al zo de pest in van dit vieze natte koude winderige weer dat ik een grote pan soep had gemaakt, die we toen samen met buren H. en M. en alle kids opgegeten hebben. Dat werk van A? Dat moet morgen maar. Onze eigen kerstboom opzetten? Tja, dat ook.

Maar genoten hebben we!

Nu die blog nog...

Een literaire thriller deze keer, over de Venetiaanse ‘commissario’ Guido Brunetti. Donna Leon is een Amerikaanse schrijfster, die sinds 1981 in Venetië woont, de stad waaraan ze haar hart heeft verpand.

Een groot deel van mijn liefde voor deze boeken over Brunetti (de eerste verscheen in 1992) is dat ik het heerlijk vind om over Italië te lezen. Brunetti wandelt heel wat af door Venetië, hier en daar een espresso drinkend. Hoe vaak ben ik er niet geweest, steeds met zoveel plezier. In de gondel met vriendin C. (en nog twee vakantiegangers); tijdens het carnaval (wij arme studenten verkleed als raven, met een kartonnen gele snavel en een pak van vuilniszakken..... een tikkeltje afstekend tegen al die mooie gemaskerde Venetianen, kun je je dat voorstellen?); met A. en N. en K. op het Piazza San Marco, K. achter de duiven aanrennend “de duiven zijn mijn vriendjes”. En ….. Ja, ik heb mijn hart verpand aan Italië, aan de taal, aan het eten, de sfeer, de cultuur. En als ik dan lees over die stad geniet ik elke keer weer opnieuw.

Brunetti is inmiddels wel een personage geworden dat ik graag mag. En ook zijn vrouw Paola, die hem elke dag twee keer een heerlijke maaltijd voorzet (ondanks haar werk als universitair docent, hoe doet ze dat??). En ondanks (of dankzij?) al die rare tics van die Italianen:

“Brunetti pakte een van de sandwiches van het bord. Omdat hij zich ervoor schaamde om staande etend gezien te worden, ging hij weer zitten en at hem op.” p. 80

Huh? Oh ja, dat herinner ik me nog van mijn jaar Italië. Dat ik ze met mijn Nederlandse achtergrond vaak helemaal niet begrijp. En zij mij niet. Waar ik als een olifant door de porselein kast heen stamp (niet alleen daar vrees ik), zijn er in Italië heel veel ongeschreven regels over wat wel en wat niet hoort. Wat je wel zegt en wat niet. Wat je best mag doen, maar waar je vooral nooit over praat. Mijn motto “what you see is what you get” werkt niet echt in Italië zeg maar.....

Een oude vrouw zonder vijanden sterft. Wat lijkt op een hartaanval, zou ook best moord of doodslag geweest kunnen zijn. Brunetti duikt de wereld in van de oudere Venetianen en van het fenomeen “onderdak voor mishandelde vrouwen”. En natuurlijk altijd bijgestaan door de secretaresse van het politiebureau, Signora Elettra. De slimste van het hele politie apparaat, die alle wegen kent om aan informatie te komen en die zich daarbij totaal niet gehinderd voelt door de wet.

Fijn boekje om te lezen. En toch. Ik ga me steeds meer ergeren aan de manier waarop mevrouw Leon Zuid-Italianen afschildert. Ja, ook ik heb de Italianen leren kennen als vrij nationalistisch en racistisch en volgens de Noord-Italianen begint Afrika echt bij Rome. En toch. Als buitenlandse hoor je dat niet zo te ventileren. Vind ik dan. Zou ze daarom haar boeken over Brunetti niet in het Italiaans vertaald willen hebben?

Desondanks blijven haar boeken voor Venetië liefhebbers verplichte kost. En het gekke is dat ondanks al die ongeschreven maar o zo belangrijke regels het leven in Italië altijd net even wat losser lijkt dan in Nederland.  En heeft het leven daar meer de kans om te ‘gebeuren’ terwijl je andere plannen aan het maken bent....

zondag 11 december 2011

Ik ben oké, jij bent een sukkel - Berthold Gunster

Weet je nog dat ik het een aantal weken geleden had over Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken van Berthold Gunster? Dat smaakte voor mij naar meer! Ging dat boek over het omdenken in het algemeen, Ik ben oké, jij bent een sukkel gaat over omdenken in zakelijke en persoonlijke relaties. Het begint weer met een schitterend voorbeeld, waarmee meteen het idee van boek duidelijk wordt. Enne, W., sorry, ik weet dat je helemaal niet van dit soort boeken houdt. Volgende week weer een ‘normaal boek’, dat beloof ik.

“‘Sukkel’, riep aap geïrriteerd uit, ‘wat heb je nou gedaan?!’. Aap zag een dier in de rivier verdrinken. ‘Hoe ben je daar nou terechtgekomen?!’ Omdat aap een goede inborst had - hij vond zichzelf ‘best wel oké’- en dus het beste voorhad met zijn medeschepselen, handelde hij acuut. ‘Kom, laat me je helpen,’ sprak hij liefdevol. Behoedzaam tilde hij het dier uit het water en legde het op de oever. Daar kon het drogen in de zon. Tevreden aanschouwde aap de situatie. Zo te zien was hij net op tijd geweest. ‘Mooi! Ik zie dat je alweer ademt,’sprak hij tot de naar lucht happende vis.” p. 13

Wat een leuk boek weer. Geschreven voor iedereen die last heeft van al die sukkels in de wereld. Van dominante of zelfingenomen types, van klagers of roddelaars. Van een bemoeizuchtige baas, een betweterige partner of een onhandelbaar kind. En het gaat er van uit dat zolang we denken dat wij oké zijn en de ander de sukkel, we net zo zullen handelen als de aap..... Oei, wie is er nou de sukkel?

Gunster adviseert om te stoppen met het veranderen van de ‘sukkels’ om ons heen. Om te stoppen met manipuleren en met redden. En om de ander volledig en oprecht te accepteren zoals die is. Om JA te zeggen tegen die ander. Met als doel een gelijkwaardige relatie die beide partijen gelukkig maakt. Als we onszelf open durven stellen voor die ander, zonder vooroordeel, dan kan dat leiden tot een “wonderbaarlijke omkering der dingen” p. 15. En dat is de winst die we krijgen: stabiele en gezonde relaties,  zonder patronen die zichzelf in stand houden en waar we last van hebben, zoals die van ‘de redder en het slachtoffer’.

De techniek om echt en daadwerkelijk contact met de ander te maken is het spiegelen. Het spiegelen van gedrag, van emotie, van identiteit en van intentie.  De ander accepteren zoals hij is, ongeacht de uitkomst.

Gunster heeft dit ervaren in de trainingen en workshops die hij gegeven heeft, maar het leuke is dat het ook ondersteund wordt door wetenschappelijk onderzoek. ‘Spiegelneuronen’, cellen die pas ontdekt zijn in de jaren ‘90 van de vorige eeuw, stellen ons in staat te voelen wat een ander ook voelt. Een spiegelneuron (of spiegelcel) is namelijk een neuron dat niet alleen actief is als we een handeling uitvoeren, maar ook als we de handeling zien uitvoeren door een ander. Het neuron weerspiegelt dus als het ware het gedrag van een ander en is op dezelfde manier actief als wanneer wij de handeling zelf uitvoeren. Daarom voelen we ons ongemakkelijk als we iemand zien huilen, vertrekt ons gezicht als we iemand zien die zich pijn doet en gaan we meegapen met de ander.

Overigens kan ik zelf heel goed leven met gedrag dat blijkbaar werkt, maar niet wetenschappelijk bewezen is. A. niet zo, die is meer van de harde wetenschap. Het grappige is dat hij dit boek net op het moment pakte dat ik met dit stuk bezig was. ‘Interessant boek! Ga ik ook lezen!’

Zoals Gunster in Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken handige tips gaf om te beginnen met omdenken (ondanks wordt dankzij en een probleem is juist de bedoeling!), doet hij dat ook in dit boek. Het makkelijkst om te beginnen met spiegelen is door het tempo en het volume aan de ander aan te passen. Zei ik, die op de middelbare school al in de kantine aangekomen was terwijl vriendin C. nog een heel eind achter me liep in de gang. En ik had het niet eens door, was heerlijk met haar aan het kletsen..... Heb nog wel het een en ander te leren vrees ik....

“Kijken zonder oordeel is niet makkelijk. Het is een van de moeilijkste opgaven die er is. Gelukkig hoeft dat geen reden te zijn ons te laten ontmoedigen. Integendeel. Het goeie nieuws is namelijk dat je van niemand afhankelijk bent om ermee te beginnen. Hoe je naar andere mensen kijkt, kan je helemaal zelf bepalen. Altijd. Elk moment. Overal. Daar heb je niets of niemand voor nodig. De sleutel ligt in jouw handen. Vanaf het moment dat je zonder oordeel naar mensen kijkt, is de ander een spiegel van jouw mogelijkheden. Die manier van kijken is het begin- en eindpunt van dit boek. Alles draait rond dezelfde simpele, fascinerende en uiterst inspirerende gedachte. Ik ben oké, jij bent een goudmijn.” p. 269

Ik vind dit moeilijk. En wil er graag beter in worden. Dus wat heb ik zojuist gedaan? Ik heb me ingeschreven voor het Ja-maar seminar op 16 februari 2012 in Utrecht. Laat ik het dan maar eens ervaren! Zin om mee te gaan?



zaterdag 3 december 2011

De voorlezer - Bernhard Schlink

Een boek of twee per week..... Deze keer was het meer  ‘een boek in de twee weken en dan nog met moeite’.  Poehee. Ik had me zo voorgenomen echt elke week iets te posten.

Voor deze keer heb ik De voorlezer gelezen. Of The reader, zoals de film heet. En nu ga ik iets zeggen dat ik nog nooit eerder heb gezegd en hopelijk ook nooit meer hoef te zeggen .... De film is beter.

De hoofdrol wordt gespeeld door Kate Winslet. Een prachtig mooie vrouw, bijna te mooi voor deze rol. Totdat je haar in deze film hebt gezien. Het klopt helemaal. De manier waarop zij de wat trage, in zichzelf gekeerde Hanna speelt. De Hanna die niet bijster snel van geest is, die erg leeft volgens vaste patronen en duidelijke overtuigingen van wat goed en kwaad is. Om houvast in het leven te hebben. Pas later leer je waarom.

De vijftienjarige Michael Berg leert de 20 jaar oudere Hanna kennen als hij op een dag ziek wordt onderweg van school naar huis. Hij moet overgeven in haar portiek en zij ontfermt zich over hem. Als ze hem naar huis wil lopen, kleedt ze zich eerst nog even om voor haar werk als tramconductrice. En van wat Michael daarvan ziet, raakt hij danig in de war.

“Ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Van haar nek en van haar schouders, van haar borsten die door de onderjurk meer werden omhuld dan verborgen, van haar billen waarover de onderjurk spande toen ze haar voet op haar knie liet steunen en op de stoel zette, van haar been, eerst bloot en bleek en daarna in de kous zijig glanzend. Ze voelde mijn blik. Toen ze de andere kous wilde aanpakken, onderbrak ze haar beweging, draaide zich naar de deur en keek me aan. Ik weet niet hoe ze keek - verwonderd, vragend, begrijpend, berispend. Ik werd rood. Een kort ogenblik bleef ik met een gloeiend gezicht staan. Toen hield ik het niet meer uit, verliet hals over kop haar woning, rende de trap af en het huis uit. “  p. 16-17

Als Michael na zijn ziekte naar Hanna gaat om haar te bedanken, krijgen ze een liefdesrelatie. Al snel beminnen ze elkaar volgens een vast patroon: Michael leest haar voor, dan gaan ze samen baden en tenslotte bedrijven ze de liefde. Dag na dag. Hoewel hij als de dood is dat zij hem verlaat,  geeft hij haar geen plek in zijn leven.

“Toen ben ik begonnen haar te verraden. Niet dat ik geheimen heb prijs gegeven of Hanna voor gek hebt gezet. Ik heb niets geopenbaard wat ik had moeten verzwijgen. Ik heb verzwegen wat ik had moeten openbaren.  Ik heb verzuimd me voor haar uit te spreken.”  p. 68

Op een dag is Hanna verdwenen. Als Michael haar na jaren onverwacht weer tegen komt, is hij inmiddels rechtenstudent en staat zij terecht voor haar rol als SS kampbewaakster tijdens WOII. Ze wordt schuldig bevonden en belandt in de gevangenis.  Michael besluit uiteindelijk weer contact met Hanna te zoeken, als zij al jaren in de gevangenis verblijft. Niet door haar te bezoeken,  maar door cassettebandjes vol te praten met boeken en haar deze toe te sturen. Zo krijgt zij, die nooit helemaal bij hem weg is geweest, een vast plekje in zijn leven. Het is zijn manier om zijn schuldgevoelens af te kopen.

Nu ga ik even iets heel flauws doen, namelijk de clou verklappen. Ik wilde dat eerst niet doen, want dan is het natuurlijk geen fluit meer aan om het boek te lezen. Maar de clou is nou net dat wat me zo bezig houdt van het boek. Hier komt tie (je kunt nu nog stoppen met lezen):

Hanna is analfabeet. Als je je voorstelt hoe het moet zijn om te leven zonder te kunnen lezen en schrijven, snap je goed waarom ze zo weinig flexibel van geest is. Ze probeert zich staande te houden in een wereld die bedreigend voor haar is. In hotels, op haar werk, in de rechtzaal; nergens weet ze waar het echt over gaat.

Ik kan me een klein beetje voorstellen hoe dat moet voelen. In de zomer van 2004 gingen A. en ik naar Polen om te beslissen of we daar voor een aantal jaar zouden gaan wonen. Ze hadden me net zo goed midden in Japan kunnen zetten; geen touw aan vast te knopen aan dat Pools, werkelijk. Maar toen we een paar maanden later weer in Polen waren en we inmiddels wat Poolse lessen achter de rug hadden,  herkende ik ineens enkele woorden op een reclamebord . Nooit zal ik het moment vergeten waarop  ‘Okna i drzwi’ ineens betekenis voor me kreeg. Ramen en deuren! Ik was zo blij als een kind. Kun je nagaan....

De voorlezer is een roman over sensualiteit, over schuld, over de last van de Duitse geschiedenis, over angst. Een mooi boek. Ik zou zeggen: bekijk de film!

vrijdag 18 november 2011

40. Over lijf en leven van een beginnende veertiger - Saskia Noort

Onvermijdelijk natuurlijk, dit boek. Over 40 worden (40!.... ik weet nog zo goed dat mijn ouders dat waren...). Geen jong meisje meer zijn, maar ook voorál geen oude taart willen worden.

En weet je, het is fijn om 40 te zijn. Geen gebroken nachten meer, geen getut meer met potjes babyvoeding, luiers en kinderwagens. En heerlijk om niet meer “dat meisje van het uitzendbureau” te zijn (ja, dat is wel heel lang geleden), maar een serieuze gesprekspartner. En om steeds beter zicht hebben op wie ik nou ben en wat ik wil worden als ik later groot ben. Want nee, dat weet ik nog steeds niet en dat wil ik ook eigenlijk helemaal niet weten. Ik hou ervan als alles open ligt en alles mogelijk is. Maar intussen zit ik wel heel erg goed op mijn plek. Veertig.

Maar bouwvakker, als het effe kan, wilt u dan wel naar me blijven fluiten?

40 is een vermakelijk boek. Geen zware kost, maar lekker om tussendoor te lezen. Je hoeft er niet veel tijd voor te hebben en vreselijk veel aandacht is ook niet nodig. Een prima boek om tijdens het koken te lezen zeg maar. Begrijp me niet verkeerd. Ik vind Saskia Noort een goede schrijfster, ik wou dat ik zulke boeken schreef als zij. Maar ‘jezelf verliezen’ of ‘wonen’ in een boek met columns, dat gaat gewoon niet.

Ontroerend is de column “Goeddoen”.  Confronterend die over “Moeder-bashing”. En om “De stokzwaaiers” heb ik hardop zitten lachen.

“Het moet niet gekker worden, denken wij argeloze hondenbezitters dagelijks. We kennen inmiddels de boomknuffelaars die we met grote regelmaat vastgekleefd aan een eik aantreffen, de mountainbikers die de zanderige duinen op ploeteren en wekelijks door ambulancepersoneel van een den afgeschraapt worden, de ligfietsers die gillen van het duinpad afsuizen, omdat ze niet weten waar de bel noch de rem zit en de joggers met hun funny walks, maar stoklopers, nee, ik vrees dat we daaraan nooit zullen wennen.” p. 103

Nu moet ik iets bekennen, met het schaamrood op de kaken. Ooit, in een ver verleden (ik was nog niet eens 40, kun je nagaan) heb ik ook van die stokken gekocht. Samen met Duitse vriendin B. begon ik opgetogen aan een rondje meer. (Even tussendoor: die Duitse vrouwen, die kunnen echt alles. Wandelen alsof je leven ervan afhangt, taarten bakken bij werkelijk elke gelegenheid en het eigenhandig knutselen van een complete adventskalender - elk jaar opnieuw - man, je zou er een minderwaardigheidscomplex van krijgen).
Maar goed, na 1 wandeling had ik al door dat dit niet echt iets voor mij was. Net zoals zoveel andere sporten... Ik had nog even de hoop dat ik het wel vol zou houden. Lekker in de buitenlucht! Nooit meer naar de sportschool! Maar niets was minder waar. Ik vrees een totaal gebrek aan een sportgen in mijn lijf.

Maar blij 40 worden, dat kan ik dan weer wél!

zaterdag 12 november 2011

De verdovers - Anna Enquist

Hoe krijg je iemand vanuit euforie - zo bam - terug met de voeten op aarde? En dan heb ik het niet over iemand uit De Verdovers, maar over mezelf....

Na een heerlijke week, waarin veel mooie dingen zijn gebeurd (ben 40 geworden! heb feest gevierd! heb mijn baan opgezegd! ga freelancen! heb mijn eerste opdracht!) ben ik donderdagavond naar een informatiebijeenkomst geweest over alle nieuwe wetten in de kinderopvang en over wat dat financieel betekent..... Nou, daar valt niet tegenop te freelancen ..... Goed voor een nachtje slecht slapen.

De volgende ochtend zitten sparren met buurvrouw M. over een alternatief plan. Daar gaan we de komende week maar eens op zitten broeden, kijken hoe dat zou kunnen werken. Heerlijk om na een fijn gesprek (dat gelukkig niet alleen over die kinderopvang ging) weer helemaal opgeknapt te zijn.

Maar nu De verdovers. Wat houd ik toch van de boeken van Anna Enquist. Eén van mijn absolute favorieten is “De thuiskomst”, over de echtgenote van Thomas Cook, de ontdekkingsreiziger. Werkelijk prachtig, kan ik iedereen aanraden.

De verdovers is voor mij zowel wel als niet een echt Anna Enquist boek. Grappig dat ik me daar ook de hele tijd van bewust was tijdens het lezen. Wél, omdat hij heel erg ingaat op de psyche van de hoofdpersonen. Niet, omdat het ook gewoon een doktersroman is. Wat ik helemaal niet van haar had verwacht.

Drik en Suzan zijn broer en zus. Al op heel jonge leeftijd (Drik was 4 jaar en Suzan 6 maanden) verliezen ze hun moeder. Leida, de tweelingzus van hun vader, komt bij hen wonen om hen op te voeden. En eigenlijk gaat het hele boek erom of het nou beter is om gevoelens en emoties te erkennen, te benoemen en te doorvoelen of om ze weg te stoppen en te verdoven.

Drik en Suzan kiezen beiden voor een opleiding in de medische wereld. Drik wordt psychiater en Suzan anesthesist. De één gelooft in het bespreken en naar boven halen van problemen, de ander in het verdoven ervan. Suzan, die altijd actief is, positief en handelend lijkt hierdoor een wat oppervlakkige persoonlijkheid te hebben, maar niets is minder waar. Wanneer collega Berend zegt dat anesthesie een onpersoonlijk vak is, is de reactie van Suzan ontroerend.

“Als ik iemand ophaal voor de operatie, denkt ze, als ik een gezicht zie, iemands huid voel, angst, pijn registreer, als ik iets uitleg, als ik geruststel, als ik iemand op tafel help en zachtjes toespreek terwijl ik een infuus aanleg, als ik zorg dat het even stil is in de OK en dan pas iemand in slaap breng - dan is het net als toen ik Roos naar bed bracht, vroeger.” p.26

Drik denkt dat het beter voor Suzan zou zijn als ze eens wat openheid over haar gevoelens zou tonen. Voor haarzelf, maar ook voor de relatie met haar dochter Roos, die allesbehalve soepel verloopt.

“Misschien was het anders geweest als ze in analyse was gegaan. Misschien ook niet. Die hele vroege trauma’s, daar kan je toch weinig aan doen. Probeer maar eens tot de door te laten dringen wat het betekent, met zes maanden door je moeder in de steek gelaten te worden. Onmogelijk. Je kan het hoogstens tot je nemen als een verhaal, verwoord door iemand anders. En dan fantaseren dat het gebeurde omdat jij niet deugde zoals alle adoptiekinderen denken. Suzan loopt haar hele leven al te bewijzen dat ze deugt, daarom is ze zo goed in haar werk. Er moet applaus komen, mensen moeten tevreden over haar zijn. Dan heeft ze bestaansrecht. Je moet met haar niet praten, daar wordt ze ongemakkelijk van. Het is niet voor niets dat haar patiënten bewusteloos zijn.” p.77

Zowel Drik als Suzan hebben veel verdriet van het overlijden van Drik zijn vrouw, een heel goede vriendin van Suzan. Drik heeft tijdelijk zijn praktijk van psychoanalyse in de wacht gezet, maar op aanrader van zijn zwager Peter, ook psychiater, pakt hij het langzaamaan weer op.

Zijn eerste nieuwe cliënt is een jonge psychiater in opleiding. Deze Allard gaat een steeds grotere rol in het leven van alle hoofdpersonen spelen, waarmee de doktersroman geboren wordt.

Erg blij word je niet van de afloop van het boek. En eigenlijk weet je nog steeds niet wat je nou het best kunt doen met verdriet: naar boven halen of wegstoppen. Ook Drik en Suzan twijfelen.  

“Heeft Drik toch gelijk, denkt Suzan. Dit is het bewijs. Als iemand kan gaan voelen wat er eigenlijk in hem omgaat, hoe vreselijk ook - verdriet, razernij, machteloosheid, alles wat je hebt aan ellende - dan is hij er beter aan toe dan daarvoor, toen hij die narigheid met alle kracht buiten zijn bewustzijn hield.  Hij voelt zich compleet. Hij staat in de werkelijkheid. Hij is genezen.” p. 171

En:

“Ze kent haar verleden niet, godzijdank heeft ze geen weet van de wanhopige scènes die zich afspeelden in haar vroege jaren. Een woedend krijsende baby moet ze geweest zijn, een baby die apathisch werd in de stugge armen van Leida, een kindje dat iets miste maar dat niet kon zeggen en ten slotte niet meer kon voelen. Nee. Beter zo, zoals zij het doet. Alsof Drik zo gelukkig is met al zijn geanalyseer. Het klinkt allemaal geweldig, misschien zelfs plausibel, maar het slaat nergens op. Zij is de verdovingsspecialist. Door het onderzoek dat Vereycken haar opdringt kan ze haar verdoofkunst vervolmaken.” p. 171-172

Een intrigerend boek, dat nergens te zwaar wordt, heerlijk doorleest en toch veel diepgang heeft.

Volgende week (ik waarschuw maar vast, het zal niet iedereen aanspreken): “40. Over lijf en leven van een beginnende veertiger” van Saskia Noort.

vrijdag 4 november 2011

Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken - Berthold Gunster

“Voor de pessimist is het glas halfleeg. Voor de optimist is het halfvol. Dit boek gaat uit van een derde benadering: waar is de kraan?”

Oh jongens, ik heb toch zo’n leuk boek gelezen voor deze week. Geen roman, maar een doe-boek. Voor iedereen die gemakkelijker tegenover problemen wil komen te staan, die humor in het dagelijks leven wil brengen en die af wil van het eeuwige “ja-maar...”. Die bevrijd wil zijn van ‘wat zou moeten’ en met een open geest wil kijken naar ‘wat zou kunnen’.

Op een bijeenkomst van mijn werk kregen we bij het afscheid allemaal het kleine boekje “Ja-maar... Omdenken. Kijk- denk-creëer” van Berthold Gunster.

Het bleek een ongelooflijk positief en humorvol boekje. Met foto’s en teksten die aangeven dat je op een heel andere manier tegen problemen aan kunt kijken. Want wat is een probleem nu eigenlijk? Niet meer dan een feit. Het gaat er om welke betekenis je eraan geeft, wat je ermee doet. Van ja-maar naar ja-en.

Hilarische voorbeelden staan erin, zoals dat van die beer in de woonkamer.  

“Een probleem is voor ons zoiets als een beer in je huiskamer. Beer weg, probleem weg. Simpel. De werkelijkheid is (helaas) complexer. Een probleem bestaat namelijk altijd uit twee dingen. Als je iets als een probleem ervaart, komt dat doordat je ten eerste een idee of wens hebt over hoe de werkelijkheid zou moeten zijn en ten tweede een waarneming van de werkelijkheid die daar niet mee overeenstemt. De beer lijkt het probleem, maar bij nauwkeuriger bestudering bestaat het werkelijke probleem uit twee factoren: de wens in leven te blijven én de aanwezigheid van de beer. Als ons doel was een beer te vangen, opgegeten te worden door een heuse beer (kicken!) of een fotoshoot te organiseren met bijzondere huisdieren, dan was de beer niet ‘het probleem’ geweest maar ‘de bedoeling’. De beer betekent op zichzelf niets. Een beer is een beer. Een feit. En niet per definitie een probleem.
Overigens. Om het vanuit een ander perspectief te bekijken. Voor een net uit zijn winterslaap ontwaakte beer met gezonde honger kan jouw aanwezigheid weleens de oplossing zijn.”

Vol van dit boekje liep ik binnen bij buurvrouw M. Dit moest zij lezen! Natuurlijk kende ze dit al (ergens lukt het me nooit om de eerste te zijn met zoiets) en ze had zelfs “Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken” van deze zelfde meneer Gunster in de kast staan. Meteen geleend dus dat boek.

Waar het kleine weggeefboekje foto’s en uitspraken laat zien (zoals die geweldige foto van een upside down world map, waar Europa rechts onderin weggemoffeld lijkt, helemáál niet meer het centrum van de wereld en waarop Nederland nauwelijks meer te vinden is) gaat  “Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken” over de theorie achter het idee van omdenken.

Omdenken (dacht om, omgedacht)
(denk)techniek om problemen te transformeren in mogelijkheden, syn. ja-en-denken; vgl. tegenoverg. ja-maar-denken, denken in termijn van bedreigingen, beren-op-de-weg.

Vastdenken (dacht vast, vastgedacht)
manier van denken waarbij problemen alsmaar groter worden, van de regen in de drup komen, wederk. zichzelf vastdenken, in zijn eigen denken verstrikt raken, vgl. tegenoverg. omdenken, problemen in mogelijkheden veranderen.

Het idee van het omdenken gaat uit van vier verschillende strategiën om van een probleem een bedoeling te maken: liefde, werk, strijd en spel. Elke situatie vraagt om een andere strategie. De strategie van de liefde bestaat uit wachten, accepteren, bekrachtigen of respecteren. Die van werk uit doorzetten, focussen of terugdenken. De strategie van de strijd uit elimineren, importeren, collaboreren of verleiden en die van het spel tenslotte uit etaleren, rolverwisselen, ontregelen en omkeren. Het staat vol met voorbeelden en je wordt aangespoord om deze voorbeelden vooral te stelen, te jatten en te imiteren.

“Het gaat er niet om dat jij origineel bent, het gaat om het creëren van originele situaties. Doe dus maar gewoon na. Copy-paste.” p. 240

Helemaal blij word ik van dit boek. Nog één leuk voorbeeld:

“Een vader-en-zoonverhaal. De vader woont in Irak, de zoon in New York. De vader wil aardappels planten en heeft eigenlijk de hulp van de zoon nodig. Hij vraagt hem of hij niet een tijdje naar Irak kan komen om te helpen het veld om te ploegen. De zoon antwoordt: ‘Pa, dat is niet nodig, ik los het wel voor je op, komt goed.’ De zoon stuurt vervolgens een mailtje naar zijn vader: ‘Heb je het goed onthouden: dit jaar geen aardappels poten? Je weet wat er onder de grond zit. Denk eraan, met niemand over praten! Ik ben over een paar maanden thuis. Bespreken we alles.’ Het Amerikaanse leger onderschept het mailtje, stuurt een patrouille naar het aardappelveld van de vader en ploegt het grondig om. Daags erna kan vader de aardappels poten.” p. 180

Ik neem me voor om het eens in de praktijk te gaan proberen. Beginnend met het omkeren van twee begrippen. Vanaf nu noem ik een probleem niet meer ‘een probleem’, maar ‘de bedoeling’. Dit doe ik ook met ‘ondanks’ en ‘dankzij’.

Want zou het niet heerlijk zijn om lichter, speelser en leuker om te gaan met de werkelijkheid,  die soms zwaar, lastig en verdrietig is? Ik probeer het gewoon. Wie doet er mee?

vrijdag 28 oktober 2011

De overgave - Arthur Japin (deel 2)

Een hoog ‘Het kleine huis op de prairie - gehalte’. Pffff. Nou ja! Ik vrees dat ik toch nog even op De overgave terug moet komen. Als ik namelijk zo’n commentaar lees, denk ik stiekem ‘Ben ik nou zo oppervlakkig dat ik dat niet zie? Of (om met Van Gaal te spreken) zijn zij nou zo dom?’ Na spoedoverleg met collega S. (met wie ik vele boeken bespreek, een soort mini boekenclubje zeg maar) kom ik tot dat laatste.....

Want er valt zoveel over De overgave te vertellen. Er zit zoveel meer in dan alleen het verhaal van de overval.

Ten eerste is het zo geschreven, dat je geen partij kunt kiezen. Zelfs niet na die verschrikkelijke afslachting door de Comanches bij de Parkers.

“Midden in dat verhaal kijkt Quanah me aan en vraagt: ‘Kunt u misschien nog een kléin stukje opschuiven?’ Demonstratief kijk ik naast me. Ik heb precies nog een handbreed. Wat wil hij, dat ik van die bank af lazer? Ik snap werkelijk niet waarvoor die kerel zo veel ruimte nodig heeft, maar op hetzelfde moment schuift hij al in mijn richting. Met een nijdige ruk maak ik voor de allerlaatste keer plaats, maar al mijn ergernis lijkt aan hem voorbij te gaan.” p. 254

“En op die woorden geeft hij me weer een zetje. ‘Klein stukje nog?’ vraagt hij. ‘Klein stukje?’ bries ik. ‘Ik zit nog op een halve bil. Ik moet me al tegenhouden om er niet af te glijden, wat wil je, dat ik op de grond ga zitten, ga toch weg, zo meteen val ik van die veranda en dan mag jij me oprapen. Wat moet je toch, ben je krankzinnig? Ik kan nergens meer heen!’ ‘Net zo min als wij,’ zegt Quanah met zo’n triomfantelijk lachje, ‘en toch wordt ons ook elke keer maar weer gevraagd om nog meer plaats te maken.’” p. 255

En dan de figuur van de gesloten, ontoegankelijke Granny. Na alles wat ze heeft meegemaakt is ze haar vertrouwen in de mensheid kwijt en heeft ze geen zin meer in small talk of in medelijden van anderen. Maar ergens in haar zit nog die jonge Sallie, die op 9-jarige leeftijd hoop putte uit het zien van een circusolifant.

“Dat beest hield een belofte in. De gekleurde stenen die op haar hoofdstel waren geplakt onthulden een andere werkelijkheid die tot op dat moment voor mij verborgen was geweest. De manier waarop ze fonkelden in de zon was voor mij het bewijs dat er iets prachtigs bestond voorbij de wereld die ik kende. Elke flikkering leek de knipoog van een ongekende mogelijkheid. Ineens kon ik me voorstellen dat er meer was, heel veel meer en mooier ook, iets groters waarvan mijn eigen leven maar een afspiegeling is.”  p. 21

Later, in haar volwassen leven, komt die hoopvolle Sallie heel soms weer tevoorschijn, op momenten dat ze aan het genieten is van kunst.

“Ik wist dat ik er nooit zou komen, dat ik die fruitschalen en vergezichten, die Bijbelse taferelen vol wulpse naakte lijven nooit in het echt zou kunnen zien. Maar ze bestonden! Daar ging het me om. Ik wist dat ze ergens op de wereld waren. Er waren mensen die dergelijke droombeelden in hun geest hadden gezien en ze daarna hadden verwezenlijkt, en andere mensen keken daarnaar, elke dag, en genoten ervan. Ik had mijn leven. Daar was niets moois aan. Maar die plaatjes drongen erin door. Berichten uit een betere wereld.” p. 303

Fascinerend, dat schoonheid mensen hoop kan geven en kracht om door te gaan. Genoeg stof tot discussie over wat kunst met ons kan doen.

En dan: wanneer de Comanches gijzelaars tot zich nemen, nemen ze die op in hun stam en worden ze beschouwd als één van hen. Ongeacht hun taal, hun huidskleur, hun gewoonten. De blanken daarentegen die na hun verblijf bij de Indianen terugkomen bij hun eigen mensen, worden verstoten (zij zijn immers ‘met de Indianen geweest’ - dat dat tegen hun zin was doet er even niet toe) of op zijn minst niet meer begrepen en hun nieuwe gewoontes worden niet geaccepteerd. Wat zegt dat over deze verschillende culturen?

Uren kan ik doorpraten over dit boek.... Elke keer kun je weer de bocht om en een nieuw stukje ontdekken. Fraai gedaan, meneer Japin!

Volgende week een nieuw boek, dat beloof ik.

vrijdag 21 oktober 2011

De overgave - Arthur Japin

Hoe moet dat zijn? De bewoonde wereld achter je laten en met slechts een paar families de wijde wereld intrekken, het land van de Indianen, van de droogte, van het niets? En elke dag leven met de angst voor honger, ziekte en een aanval van de Comanches? De familie Parker in de roman De overgave deed het, net zoals in het echt zoveel pioniersfamilies.

Enorm dapper natuurlijk, maar ook zo ontzettend aanmatigend. De wereld intrekken die “nog van niemand is” en daar je eigen fort bouwen, met jouw regels en normen en waarden. Alsof er niet al mensen woonden, met hun eigen geloof, wetten en mores. Alsof die per definitie minder zijn dan wat jij te brengen hebt. Namelijk jouw God, jouw idealen.

De overgave is een verhaal dat lastig weg te leggen is. Het is een terugblik van Sallie - Granny - Parker, de alma mater van de familie, op haar verleden en op de verschrikkingen die haar familie troffen.

Het is 1835 als de Parkers besluiten richting Texas te trekken. Om land tot zich te nemen, een nieuwe gemeenschap te stichten en het woord Gods te verspreiden. Na een barre tocht weten ze zich te settelen.

“Dit land! Wat moet je ervan zeggen? Hoe kan iemand die er nooit geweest is zich zoiets voorstellen? Het is als in dat oude liedje van de duivel die een lap grond krijgt om zijn eigen paradijs te maken; alles wat smerig en vuil is, ziek en venijnig, brengt hij er samen; iedere plant en elke struik geeft hij netels en doornen, woedende kracht aan alle dieren. Ratelslangen en tarantula’s laat hij los, muskieten en schorpioenen. Voor iedere zandkorrel is er een vlo. Zelfs de haren op de tenen van de duizendpoot maakt hij nog giftig. Het vee schept hij woest en ontembaar, de hoorns van de stieren extra lang en puntig. Tenslotte maakt hij de kou zo bitter en onverwacht dat ganzen met hun poten in het opvriezende water gevangen kunnen raken, en de hitte zo verzengend dat struiken er spontaan ontbranden. Wanneer alles naar zijn zin is overziet de duivel voldaan de verschrikkingen van zijn paradijs en noemt het Texas.” p. 32-33

Het duurt niet lang voor het noodlot toeslaat. Binnen een jaar wordt het fort van de Parkers overvallen door de Comanche Indianen, de wreedste indianenstam van Noord Amerika. Haar echtgenoot en twee van zijn zoons (waaronder haar schoonzoon) worden vermoord. Een dochter, 3 kleinkinderen en een achterkleinkind worden ontvoerd. En Granny zelf wordt aan de grond vastgespietst, verkracht door de hele groep Indianen en voor dood achtergelaten.

De rauwheid waarmee Japin de verschrikkingen beschrijft komt aan. Zonder franje dendert het bij je binnen. Groot is de afstand tussen de wereld van de Parkers en het beschermende leven in een Vinexwijk ergens in Nederland.....

Indrukwekkend hoe Granny op het moment van de overval Cynthia Ann moed probeert in te spreken. Rillend staat deze naar haar oma te kijken, in de hoop dat die haar kan redden. Dat kan zij niet, op geen enkele manier.

“Niets kon ik doen, alleen dit: ineens begon ik te marcheren. Op de plaats. Te marcheren. Als een krankzinnige. Naakt marcheerde ik, want ik had niets meer te verliezen (..........). Gek van angst marcheerde ik. Ik kon niet weten of het lieve kind begreep wat ik bedoelde. Of ze op dat moment de woorden hoorde zoals ik die hoorde in mijn hoofd. De domme, dwaze woorden van het zootje ongeregeld dat geprobeerd had moed te houden op weg naar het front. ‘Laat de zon niet zien! Laat de dag je niet betrappen!’ Ik probeerde de melodie te neuriën, maar mijn keel zat dicht en er was niets te horen. Toch liep ik maar te marcheren en te zwaaien zonder ergens heen te gaan. En zij keek. Ik dacht dat ze het zou begrijpen. Ik wilde dat ze het begreep. Ik wou dat iets haar moed kon geven. Ze moet het begrepen hebben. Dat moet, anders heeft er niets bestaan dan die verpletterende schaamte. De schaamte die ik afwierp omdat hij te zwaar was om te dragen. Dus ik marcheerde. Terwijl Cynthia Ann en John werden vastgebonden, op een paard gezet en weggevoerd, marcheerde ik, marcheerde ik.”  p. 102

Haat en de zoektocht naar haar (klein)kinderen en vooral naar kleindochter Cynthia Ann houden Granny op de been. Als deze eindelijk na jaren terug gevonden wordt, is ze getrouwd met een Indiaan, moeder van 2 kinderen en is ze de Engelse taal vergeten. Granny weet haar terug te halen, maar gelukkig worden beide vrouwen daar niet van. Cynthia Ann niet, omdat ze voor de 2e keer in haar leven alles wat haar lief is kwijt raakt, Granny niet omdat ze zich eindelijk realiseert dat de tijd niet heeft stil gestaan en dat ze een andere kleindochter terug krijgt dan ze ooit verloren heeft.

Helemaal op het eind, als Granny haar verhaal vertelt aan haar achterkleinzoon (de zoon van Cynthia Ann), ziet ze in dat deze haat haar tenslotte niet de zielenrust heeft gebracht die ze graag had gehad. Vergeving begint langzaamaan haar hart binnen te sijpelen.

Ja, ik geef het toe. Dit laatste heeft een heel hoog Amerikaanse - soap - gehalte... Of zoals ik in een recensie las: de hele roman heeft een Het kleine huis op de prairie - gehalte. Maar weet je, stiekem heb ik vroeger ook genoten van de Ingalls. De overgave is voor mij een mooi boek, aangrijpend en heerlijk vlot te lezen.

vrijdag 14 oktober 2011

Oeroeg - Hella S. Haasse

En toen was het ineens al dinsdagavond en had ik nog nauwelijks een letter gelezen in Begeerte heeft ons aangeraakt van Ben Natter, het boek dat ik vandaag wilde beschrijven. Overigens ook niet in enig ander boek. De oorzaak? Een lang weekend weg met vriendinnen, waarin elke minuut vol zat met wandelen, musea, marktjes, slappe lach en veel, heel veel bijkletsen. Ongelooflijk leuk natuurlijk, maar ik begon hem wel een beetje te knijpen.

Opnieuw dan maar naar mijn eigen boekenkast om het dunste boekje uit te kiezen dat er in stond. En dat bleek Oeroeg van Hella Haasse.

Nu lijkt dat wel een beetje op het fenomeen waar ik eigenlijk zo’n hekel aan heb: zodra een schrijver sterft, staan zijn of haar boeken ineens weer in de top-10. Net zoals de liedjes van Michael Jackson ineens weer op 1 stonden na zijn dood..... Het zou bijna een reden zijn om Oeroeg niet te lezen. Ik deed het toch.

Een mooi boek over diepe vriendschap, klassenverschil en verlies. Met prachtige beschrijvingen van de tropische natuur van Nederlands-Indië, waarbij ik me kan voorstellen dat die voor mensen die daar gewoond hebben, heimwee opwekken.

De ik-persoon, een Nederlandse jongen, groeit op op de plantage Kebon Djati, waar zijn vader administrateur is.  Het gezin is niet warm of hecht, met een ziekelijke en afstandelijke moeder en een vader die altijd aan het werk is. Oeroeg is zijn vriend, zijn zielsverwant, zijn “broer”. Met slechts een paar weken verschil in leeftijd,  beleven Oeroeg - een inlandse jongen en zoon van zijn vaders mandoer (opzichter) - en hij hun hele jeugd samen.

De vriendschap tussen de jongens is hecht en oprecht en voor de ik-persoon is het verschil in klasse en ras totaal niet aanwezig. Oeroeg echter, veel eerder volwassen en minder naïef dan de ik-persoon, heeft vanaf het begin door dat er een -tussen hen onuitgesproken - afstand bestaat, zoals die er altijd was tussen de Nederlanders en de inlanders.

Is dat het voorrecht van de “upper class”? Dat je oprecht kunt doen alsof de verschillen niet bestaan? Want voor degene in de “lower class” is het volgens mij altijd feilloos duidelijk wat er ongelijk is aan de situatie.
 
Mooi is de beschrijving van het verschil in lichamelijkheid tussen de ik-persoon en Oeroeg. Je ziet de slungelige stijve Hollander bijna voor je, in schril contrast met de lenige en soepele inlander.

“Oeroeg haalde zijn schouders op. Hij zat nu op zijn hurken - alleen al het gemak waarmee hij zijn hele lichaam losjes op de bal van zijn voeten liet balanceren en de ontspannen lijn van schouder, rug en heupen verrieden zijn herkomst.” p. 77

Jarenlang blijven de beide jongens onafscheidelijk, tot het leven hen uiteindelijk een andere kant uit laat gaan. Nadat de ik-persoon na de HBS naar Nederland vertrekt om daar te gaan studeren, zullen ze elkaar nooit weer zien.  Bij het afscheid wordt duidelijk dat Oeroeg afstand heeft genomen van de Nederlanders en dat de ik-persoon bij de “vijanden” hoort.

Een mooi boek met een droevig einde. De ik-persoon die bij zich bij terugkomst in Nederlands-Indië realiseert, dat hij niet weet of hij echt thuiskomt.

“Kebon Djati is een herinnering, ook het internaat, en Lida; Abdullah en ik gaan elkaar zwijgend voorbij, en Oeroeg zal ik nooit meer ontmoeten. Het is overbodig toe te geven dat ik hem niet begreep. Ik kende hem, zoals ik Telaga Hideung kende - een spiegelende oppervlakte. De diepte peilde ik nooit. Is het te laat? Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond vanwaar ik niet verplant wil zijn? De tijd zal het leren.”  p. 105