vrijdag 21 oktober 2011

De overgave - Arthur Japin

Hoe moet dat zijn? De bewoonde wereld achter je laten en met slechts een paar families de wijde wereld intrekken, het land van de Indianen, van de droogte, van het niets? En elke dag leven met de angst voor honger, ziekte en een aanval van de Comanches? De familie Parker in de roman De overgave deed het, net zoals in het echt zoveel pioniersfamilies.

Enorm dapper natuurlijk, maar ook zo ontzettend aanmatigend. De wereld intrekken die “nog van niemand is” en daar je eigen fort bouwen, met jouw regels en normen en waarden. Alsof er niet al mensen woonden, met hun eigen geloof, wetten en mores. Alsof die per definitie minder zijn dan wat jij te brengen hebt. Namelijk jouw God, jouw idealen.

De overgave is een verhaal dat lastig weg te leggen is. Het is een terugblik van Sallie - Granny - Parker, de alma mater van de familie, op haar verleden en op de verschrikkingen die haar familie troffen.

Het is 1835 als de Parkers besluiten richting Texas te trekken. Om land tot zich te nemen, een nieuwe gemeenschap te stichten en het woord Gods te verspreiden. Na een barre tocht weten ze zich te settelen.

“Dit land! Wat moet je ervan zeggen? Hoe kan iemand die er nooit geweest is zich zoiets voorstellen? Het is als in dat oude liedje van de duivel die een lap grond krijgt om zijn eigen paradijs te maken; alles wat smerig en vuil is, ziek en venijnig, brengt hij er samen; iedere plant en elke struik geeft hij netels en doornen, woedende kracht aan alle dieren. Ratelslangen en tarantula’s laat hij los, muskieten en schorpioenen. Voor iedere zandkorrel is er een vlo. Zelfs de haren op de tenen van de duizendpoot maakt hij nog giftig. Het vee schept hij woest en ontembaar, de hoorns van de stieren extra lang en puntig. Tenslotte maakt hij de kou zo bitter en onverwacht dat ganzen met hun poten in het opvriezende water gevangen kunnen raken, en de hitte zo verzengend dat struiken er spontaan ontbranden. Wanneer alles naar zijn zin is overziet de duivel voldaan de verschrikkingen van zijn paradijs en noemt het Texas.” p. 32-33

Het duurt niet lang voor het noodlot toeslaat. Binnen een jaar wordt het fort van de Parkers overvallen door de Comanche Indianen, de wreedste indianenstam van Noord Amerika. Haar echtgenoot en twee van zijn zoons (waaronder haar schoonzoon) worden vermoord. Een dochter, 3 kleinkinderen en een achterkleinkind worden ontvoerd. En Granny zelf wordt aan de grond vastgespietst, verkracht door de hele groep Indianen en voor dood achtergelaten.

De rauwheid waarmee Japin de verschrikkingen beschrijft komt aan. Zonder franje dendert het bij je binnen. Groot is de afstand tussen de wereld van de Parkers en het beschermende leven in een Vinexwijk ergens in Nederland.....

Indrukwekkend hoe Granny op het moment van de overval Cynthia Ann moed probeert in te spreken. Rillend staat deze naar haar oma te kijken, in de hoop dat die haar kan redden. Dat kan zij niet, op geen enkele manier.

“Niets kon ik doen, alleen dit: ineens begon ik te marcheren. Op de plaats. Te marcheren. Als een krankzinnige. Naakt marcheerde ik, want ik had niets meer te verliezen (..........). Gek van angst marcheerde ik. Ik kon niet weten of het lieve kind begreep wat ik bedoelde. Of ze op dat moment de woorden hoorde zoals ik die hoorde in mijn hoofd. De domme, dwaze woorden van het zootje ongeregeld dat geprobeerd had moed te houden op weg naar het front. ‘Laat de zon niet zien! Laat de dag je niet betrappen!’ Ik probeerde de melodie te neuriën, maar mijn keel zat dicht en er was niets te horen. Toch liep ik maar te marcheren en te zwaaien zonder ergens heen te gaan. En zij keek. Ik dacht dat ze het zou begrijpen. Ik wilde dat ze het begreep. Ik wou dat iets haar moed kon geven. Ze moet het begrepen hebben. Dat moet, anders heeft er niets bestaan dan die verpletterende schaamte. De schaamte die ik afwierp omdat hij te zwaar was om te dragen. Dus ik marcheerde. Terwijl Cynthia Ann en John werden vastgebonden, op een paard gezet en weggevoerd, marcheerde ik, marcheerde ik.”  p. 102

Haat en de zoektocht naar haar (klein)kinderen en vooral naar kleindochter Cynthia Ann houden Granny op de been. Als deze eindelijk na jaren terug gevonden wordt, is ze getrouwd met een Indiaan, moeder van 2 kinderen en is ze de Engelse taal vergeten. Granny weet haar terug te halen, maar gelukkig worden beide vrouwen daar niet van. Cynthia Ann niet, omdat ze voor de 2e keer in haar leven alles wat haar lief is kwijt raakt, Granny niet omdat ze zich eindelijk realiseert dat de tijd niet heeft stil gestaan en dat ze een andere kleindochter terug krijgt dan ze ooit verloren heeft.

Helemaal op het eind, als Granny haar verhaal vertelt aan haar achterkleinzoon (de zoon van Cynthia Ann), ziet ze in dat deze haat haar tenslotte niet de zielenrust heeft gebracht die ze graag had gehad. Vergeving begint langzaamaan haar hart binnen te sijpelen.

Ja, ik geef het toe. Dit laatste heeft een heel hoog Amerikaanse - soap - gehalte... Of zoals ik in een recensie las: de hele roman heeft een Het kleine huis op de prairie - gehalte. Maar weet je, stiekem heb ik vroeger ook genoten van de Ingalls. De overgave is voor mij een mooi boek, aangrijpend en heerlijk vlot te lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten