zaterdag 31 maart 2012

Vaslav - Arthur Japin

Vaslav Nijinsky is één van de grootste mannelijke balletdansers uit de geschiedenis. De man die bekend stond om zijn sprongen die de zwaartekracht tartten. En Arthur Japin heeft deze persoon als uitgangspunt genomen voor zijn roman “Vaslav”.

Zo knap vind ik het altijd als iemand een roman weet te schrijven over een persoon die echt heeft bestaan, zonder dat het een saai geschiedenis boek wordt. Arthur Japin is hier heel erg goed in geslaagd. Een erg mooi boek, waarin het verhaal van Vaslav wordt verteld door 3 mensen uit zijn naaste omgeving: zijn bediende Peter, zijn mecenas en vroegere minnaar Sergej Diaghilev en zijn vrouw Romola. Drie erg verschillende perspectieven, heel verrassend, die mij in eerste instantie totaal op het verkeerde been zetten.

Uiteraard moet ik door dit boek weer denken aan mijn eigen - korte - ballet carrière. Ja, ik weet het. De mensen die mij kennen zullen mij niet meteen associëren met gracieus en bevallig.  Dorine die aan ballet doet, da’s een contradictio in terminis. Zoals een Andries Knevel die grappig is of  een Barbie die slim is. Want lenig ben ik nooit geweest en lichtvoetig ook niet. En toch was ik er rond mijn 7-de zwaar van overtuigd dat ik op ballet moest. Samen met vriendin C. Picture this: allemaal van die kleine, lieve, tengere meisjes in roze tutu-tjes. Sierlijk door de ruimte dansend. En C. en ik, in een zwarte turnbroek, 3 koppen groter dan de rest, hoempapa-end door de gymzaal. Het is dat mijn moeder de regel had dat als er een jaar voor een sport betaald was, ik het ook een jaar vol moest houden....

Vaslav is zowel de grootste balletdanser van zijn tijd, als een erg eigenzinnige man. Totaal zonder gene voor wat dan ook, authentiek in zijn liefde voor de wereld in zijn algemeenheid en anders dan elke andere man van stand. Door Diaghilev, met wie hij een al dan niet vrijwillige relatie had, groot gemaakt. Als hij later de jonge vrouw Romola verkiest boven Diaghilev en met haar trouwt, weert Diaghilev hem van de een op de andere dag bij zijn ballet. En vindt Vaslav ook elders geen emplooi meer.  

De eerste wereldoorlog komt en gaat en Vaslav en Romola hebben het erg moeilijk om te overleven. In 1919, op de resten van de oorlog, weet Romola een optreden voor hem te organiseren bij een bijeenkomst van het Rode Kruis. Ze pakt het groots aan, in de hoop Vaslav zijn oude roem terug te geven. Hij danst een ongelooflijke voorstelling, totaal anders dan de mensen van hem gewend zijn en besluit dan voor altijd te stoppen met dansen. “Nu is het kleine paardje moe”, laat hij zijn publiek weten.

Zijn bediende Peter had het al een tijd aan zien komen en had ook Romola gewaarschuwd: het ging niet goed met Vaslav. Als Vaslav niet alleen blijkt te zijn gestopt met dansen, maar ook met praten, weet de medische stand al snel wat er aan de hand is: hij lijdt aan een geestesziekte. Of dat ook inderdaad zo is of dat Vaslav een verlicht persoon blijkt te zijn, blijft in het midden.

Een intrigerend boek. Met zinnen die blijven hangen. Kennen jullie het onderdeel ‘De regel die je raakt’ in het muziekprogramma Rabradio op 3FM? Daar is een luisteraar aan het woord, die vertelt welke regel uit welk lied hem/haar raakt en waarom. Grappig dat een regel of een stukje tekst je kan raken, zonder dat de context er persé toe doet. Ook in dit boek zit er weer een aantal:

“Rond die tijd droogden ze ook op, onze plannen voor de toekomst, of als mijn broer ze nog altijd koesterde, dan hield hij ze in elk geval verder voor zich. Zoals ik dat deed. Om mijn ouders niet te kwetsen. Met iedere toekomstdroom verraadt een kind zijn ouders, alsof hun leven hem te min is. Hoe dan ook, ik concentreerde me op wat ik had en begon, net zoals zij, de lof te zingen van het vele dat wij wél onder handbereik hadden.” p. 48

Peter, de jongen die opgroeit in een hoog bergdorp en nooit eens “naar beneden” gaat. Die vanaf zijn geboorte al gekoppeld is aan de dochter van zijn vaders beste vriend, die tevreden moet zijn met wat hij heeft. Maar door zijn contacten met Vaslav krijgt hij een andere kijk op de wereld, komt hij erachter dat hij wel verder wil kijken dan de bergtoppen, wel meer wil meemaken dan hetgeen hij leert uit de verhalen van de mondaine gasten in Sankt Moritz. Waarmee hij iedereen om hem heen moet verraden: zijn broer, zijn ouders, zijn geliefde Lise.

“Zonder schaamte is er schijnbaar geen schandaal.” p. 103

Vaslav heeft voordat hij trouwde een seksuele relatie met een andere man, Diaghilev. En hij praat daar zonder enige gene of schaamte over. Dat was zoals het was, het hoorde bij hem en is niets om zich voor te schamen. Waardoor ook andere mensen langzamerhand inzien dat er niets overblijft om besmuikt over te lachen, om ongemakkelijk over te zijn.

Prachtig vind ik de manier waarom Japin de verschillende kanten van de karakters laat zien. Vaslav, niet alleen virtuoos en bijzonder, maar ook totaal onhandig in de “echte” wereld. Romola, die zonder echt talent het balletgezelschap weet binnen te dringen om Vaslav te veroveren. Waardoor ze door iedereen verguisd wordt. Maar ook een vrouw, die tot diep in haar hart van haar man houdt. Die geniet van zijn roem en aanzien, maar die hem ook jarenlang verzorgt als hij niet meer zichzelf kan zorgen. Diaghilev, een man bij wie alles dat hij aanraakt in goud verandert. Succesvol en rijk, maar ook eenzaam en niet in staat zich voor langere tijd te verbinden aan iets of iemand.



Na deze roman met diepere lagen, volgende week weer een heerlijke weglezer over Kurt Wallander van Henning Mankell. Minder diep misschien, maar altijd prachtig.

vrijdag 16 maart 2012

Van alles wat deze keer

Ik ben een excuus verschuldigd aan de familie Terlouw. Een paar weken geleden schreef ik dat hun boek De Charmeur best leuk en aardig was, maar dat het feit dat ik er pas halverwege achterkwam dat ik het al eens gelezen had, niet echt een compliment is.

Maar wat blijkt nu: het ligt helemaal niet aan hen! Het is ongelooflijk, maar de laatste weken heb ik het nog 2 keer gehad. Eén keer met “De rode wolf” van Liza Marklund (echt zéker was ik er van dat ik deze uit de Annika Bengtzon reeks nog niet kende) en een keer met “Vriendendienst” van Donna Leon. Beide keren helemaal blij in de bibliotheek (hé, eentje uit de reeks die ik nog niet ken! Wat leuk! Snel naar huis om te lezen). En beide keren sijpelde pas na een hele tijd lezen langzaamaan het besef binnen dat ik het al kende. “Maarruh..... hé.... dit wist ik al.....”.  Niet te geloven! Lees ik te veel? Te snel? Niet aandachtig genoeg? Teveel boeken uit dezelfde reeks? Is het de leeftijd? Geen idee. Maar een welgemeend excuus aan Jan en Sanne Terlouw is wel op zijn plaats. Dusse.... sorry!

Hoewel ik iets minder blog dan in het begin, lees ik nog wel net zo veel. Prachtig was “Logboek van een onbarmhartig jaar” van Connie Palmen. Zo rauw, zo pijnlijk, zo persoonlijk, dat ik er niets over kon schrijven. Hoewel slecht ontvangen door de pers, heeft het mij erg geraakt. Maar te persoonlijk, teveel van Connie Palmen om er iets zinnigs over te kunnen schrijven. Misschien is dat ook wel inherent aan rouw: te persoonlijk om te veralgemeniseren.

In “Vriendendienst” van Donna Leon gaat Brunetti deze keer op zoek naar het verband tussen de moord op een medewerker van het kadaster, de dood van een jonge student en de moord op een stel junks. Ik heb het nog niet helemaal uit en weet ook niet meer hoe het afloopt (wel heel geestig, gezien het feit dat ik het al eens gelezen heb), maar één stukje raakte me recht in mijn buik. Dat is wanneer Brunetti de jonge student dood heeft gevonden en hij moet denken aan hoe diens moeder zich moet voelen:

“Nee signora, uw Marco zal geen problemen meer ondervinden, maar uzelf zult  de rest van uw leven te kampen krijgen met verlies en pijn, en met het afschuwelijke gevoel dat u tegenover deze jongen te kort bent geschoten. En ongeacht hoezeer u ervan overtuigd bent dat u er niet verantwoordelijk voor was, de zekerheid dat u dat wel bent, zal altijd overheersen en de boventoon voeren”. p. 132

“Jetset” van Marion Pauw heb ik ook gelezen.  Eerlijk gezegd vond ik er niet zoveel aan. Maar misschien moet ik haar nog een kans gunnen; samen met Saskia Noort, Simone van der Vlugt en Esther Verhoef hoort ze toch wel in het rijtje thrillerschrijfsters van de Lage Landen. Wellicht ben ik gewoon een beetje “thriller-moe”?

En last-but-not-least: “Ja-maar, wat als alles lukt?” van Berthold Gunster. Leuk leuk leuk weer. Met een paar prachtige uitspraken waarvan ik me voorneem om ze te integreren in mijn dagelijkse leven:

“Verder kunnen we ons voornemen minder snel een mening te hebben, open te staan voor het tegendeel - misschien draait de aarde om de zon - en inzien dat we de werkelijkheid niet altijd hóéven te begrijpen. (…...)  Neem een situatie in alle rust waar zonder er meteen een mening of oordeel over te vormen. “ p. 95

En

“Is dat eerlijk? Nee. Het leven is per definitie oneerlijk. Je daartegen verzetten is nutteloos. Verspilde energie. We hebben het ermee te doen”.  p. 101

En

“Byron Katie zegt daarover: ‘Het enige moment waarop we lijden is als we een gedachte geloven die in strijd is met dat wat is. Ik ben een liefhebber van wat is. Niet omdat ik een spiritueel mens ben, maar omdat het pijn doet als ik vecht tegen de realiteit. Als je wilt dat de realiteit anders is dan zij is kun je net zo goed proberen een kat te laten blaffen. Je kunt het blijven proberen en uiteindelijk zal de kat je aankijken en”miauw” zeggen. Als ik mezelf tegen de realiteit verzet verlies ik. Altijd.’” p. 265

In februari ben ik met M. en M. naar het seminar van “Ja-Maar” geweest. Man wat had ik er zin in, de hele dag had ik me er op verheugd. En wat zijn zijn boeken goed en wat voegt het seminar weinig toe. Van dat geld kun je dus beter een paar boeken kopen!

Ik weet het, een beetje een ratjetoe deze week. Maar volgende week zie ik jullie weer, dan met “Vaslav” van Arthur Japin. Tot dan!

vrijdag 2 maart 2012

De gebroeders Leeuwenhart - Astrid Lindgren

Een kinderboek deze keer, een heel mooi kinderboek. Ik heb het vaak gelezen, als kind en ook als volwassene. Naast alle prachtige boeken van Astrid Lindgren mijn absolute favoriet.

Een aantal weken geleden las ik dat er in het theater bij ons in het dorp een kindervoorstelling over De gebroeders Leeuwenhart zou komen. Leuk, dacht ik. Waarna ik natuurlijk geen kaartjes bestelde. Want te druk, teveel gedoe, te.... Toen ik het er toch nog eens over had met buurvrouw M én er die week flyers in de bibliotheek lagen, werd ik toch wel erg enthousiast en bestelde ik drie kaartjes: voor mij en voor zonen W en S.

Helemaal blij werd ik er van. Dat moesten de jongens horen! “Oh....wel een beetje saai, een theater....”. En (nog veel erger): “Maar dan missen we Top Gear op TV!”. Wat een cultuurbarbaren die jongens van mij...

Maar daar gingen we uiteindelijk toch, vorige week vrijdagavond. W, S en ik. Toch wel een beetje opgewonden alle drie. W en S vooral vanwege de cola die in het vooruitzicht was gesteld, ik omdat ik hoopte dat de voorstelling mijn herinneringen eer aan zou doen.

En wat was het mooi! Vijf kwartier lang hebben we gefascineerd zitten kijken naar 5 acteurs die met slechts een paar hulpmiddelen en een pop een fantastische voorstelling neerzetten. Magisch en wonderlijk. Prachtig! Zo levensecht, dat op het eind, bij het gevecht tussen de draak Katla en de reuzenslang Karm S snel van stoel wisselde met W, zodat hij naast mij kon zitten. Toch wel een beetje eng!

De gebroeders Leeuwenhart, dat zijn Jonatan en Karel Leeuw. Jonatan is een mooie, sterke en moedige jongen van 13, Karel zijn ziekelijke 10-jarige broertje, dat niet lang meer te leven heeft. Karel wordt door Jonatan getroost, als hij vertelt dat hij bang is om te sterven. Volgens Jonatan hoeft hij niet bang te zijn, als je sterft ga je immers naar Nangijala.

“‘Hoe kan het zo erg zijn?’ vroeg ik. ‘Hoe kan het zo erg zijn dat sommige mensen nog vóór ze tien jaar zijn, dood moeten gaan?’ ‘Hoor eens, Kruimel, ik geloof niet dat het zo erg is,’ zei Jonatan. ‘Ik geloof dat je het fijn krijgt.’ ‘Fijn,’ vroeg ik. ‘Is het soms fijn om onder de grond te liggen en dood te zijn!’ ‘Natuurlijk niet,’ zei Jonatan, maar het is eigenlijk alleen je schild die daar ligt. Zelf vlieg je heel ergens anders heen.’ ‘Waarheen dan?’ vroeg ik, want ik kon hem nauwelijks geloven. ‘Naar Nangijala,’ zei hij. Naar Nangijala - dat verkondigde hij op een toon alsof ieder mens wist wat hij ermee bedoelde. Maar ik had er nog nooit van gehoord. ‘Nangijala,’ zei ik, ‘waar ligt dat?’ Toen zei Jonatan dat hij dat niet precies wist. Maar hij wist wel dat het voorbij de sterren was. En toen begon hij zoveel over Nangijala te vertellen, dat ik bijna zin kreeg om er meteen naartoe te vliegen. ‘Daar leven ze nog in de tijd van de kampvuren en de sprookjes,’zei hij,  ‘en dat vind je vast fijn.’” p. 6

De verwachting is natuurlijk dat Karel eerst naar Nangijala zal vliegen en dat Jonatan jaren later zal volgen. Maar bij een brand in hun woning, waarbij Jonatan Karel redt door met hem op zijn rug het raam uit te springen, overlijdt hij als eerste. En Karel blijft diepbedroefd achter.

Maar niet voor lang, een maand of 2 later vliegt ook Karel naar Nangijla, naar de Ruiterhoeve in het Kersendal. En daar ontmoet hij Jonatan weer. Hij is ineens niet meer ziek, kan zwemmen, paardrijden en avonturen beleven. Alles, wat hij in het echte leven zo gemist heeft.

Al snel blijkt het leven in Nangijala echter niet zo sprookjesachtig als gedacht. Het Bramendal is in handen van een afschuwelijke vijand, Tengil, die samen met zijn draak Katla de bevolking daar in zijn greep houdt. Jonatan voert met zijn vrienden strijd om het Bramendal te bevrijden, maar wordt tegengewerkt door een verrader in het Kersendal.

Na een heleboel spannende avonturen, waarbij Karel de verrader ontmaskert, worden Tengil en Katla verslagen en wordt het Bramendal bevrijd. Echter niet zonder dat er dodelijke slachtoffers onder de vrienden van Jonatan en Karel zijn gevallen en Jonatan door een vlam van de draak Katla is geraakt.

“Hij legde me uit hoe wreed Katla’s vuur was. Als het niet dodelijk was, dan deed het iets veel ergers. Het maakte iets in je kapot, zodat je verlamd werd. Je merkte het niet meteen, maar het kwam tergend langzaam over je, onverbiddelijk. “Ik kan nu alleen mijn armen nog maar bewegen, ‘ zei hij. ‘En straks kan ik dat ook niet meer.’ ‘Maar denk je niet dat het over kan gaan?’ snikte ik. ‘Nee Kruimel, het gaat niet over,’ zei Jonatan. ‘Alleen als ik in Nangilima zou kunnen komen!’” p. 204

Nangilima, waar ze nog leven in de tijd van de kampvuren en de sprookjes. En deze keer geen wrede sprookjes. Nee, Nangilima is een plek waar de mensen spelen en dansen en zingen.

Om hier te komen, moeten Jonatan en Karel de grote sprong in de afgrond maken. Jonatan kan het niet meer, hij is inmiddels helemaal verlamd. En Karel? Karel neemt Jonatan op zijn rug, zoals zijn broer ooit hem op zijn rug nam en hij springt. Is hij bang? Ja, heel erg. Maar hij doet het toch.

“Ja, als je het nu niet durft, dan ben je een lor en dan zul je ook altijd een lor blijven. Ik liep terug naar Jonatan. ‘Ja ik durf het’,  zei ik. ‘Kleine dappere Kruimel,’ zei hij. ‘Doe het nu dan maar!’. ‘Ik wil eerst eventjes bij jou zitten,’ zei ik. ‘Maar niet te lang,’ zei Jonatan. ‘Nee, alleen tot het helemaal donker is,’ zei ik. ‘Zodat ik niets kan zien’.” p. 207

Een ontroerend boek over broederliefde, vriendschap en moed. Over dingen doen die je eigenlijk niet durft. Omdat het goed is.

En mijn W en S? Die lezen nu tegelijkertijd het boek, dat ik al jaren in de kast had staan. Om en om. Ze vinden het prachtig. En ze willen graag nog eens met me naar het theater......