vrijdag 18 november 2011

40. Over lijf en leven van een beginnende veertiger - Saskia Noort

Onvermijdelijk natuurlijk, dit boek. Over 40 worden (40!.... ik weet nog zo goed dat mijn ouders dat waren...). Geen jong meisje meer zijn, maar ook voorál geen oude taart willen worden.

En weet je, het is fijn om 40 te zijn. Geen gebroken nachten meer, geen getut meer met potjes babyvoeding, luiers en kinderwagens. En heerlijk om niet meer “dat meisje van het uitzendbureau” te zijn (ja, dat is wel heel lang geleden), maar een serieuze gesprekspartner. En om steeds beter zicht hebben op wie ik nou ben en wat ik wil worden als ik later groot ben. Want nee, dat weet ik nog steeds niet en dat wil ik ook eigenlijk helemaal niet weten. Ik hou ervan als alles open ligt en alles mogelijk is. Maar intussen zit ik wel heel erg goed op mijn plek. Veertig.

Maar bouwvakker, als het effe kan, wilt u dan wel naar me blijven fluiten?

40 is een vermakelijk boek. Geen zware kost, maar lekker om tussendoor te lezen. Je hoeft er niet veel tijd voor te hebben en vreselijk veel aandacht is ook niet nodig. Een prima boek om tijdens het koken te lezen zeg maar. Begrijp me niet verkeerd. Ik vind Saskia Noort een goede schrijfster, ik wou dat ik zulke boeken schreef als zij. Maar ‘jezelf verliezen’ of ‘wonen’ in een boek met columns, dat gaat gewoon niet.

Ontroerend is de column “Goeddoen”.  Confronterend die over “Moeder-bashing”. En om “De stokzwaaiers” heb ik hardop zitten lachen.

“Het moet niet gekker worden, denken wij argeloze hondenbezitters dagelijks. We kennen inmiddels de boomknuffelaars die we met grote regelmaat vastgekleefd aan een eik aantreffen, de mountainbikers die de zanderige duinen op ploeteren en wekelijks door ambulancepersoneel van een den afgeschraapt worden, de ligfietsers die gillen van het duinpad afsuizen, omdat ze niet weten waar de bel noch de rem zit en de joggers met hun funny walks, maar stoklopers, nee, ik vrees dat we daaraan nooit zullen wennen.” p. 103

Nu moet ik iets bekennen, met het schaamrood op de kaken. Ooit, in een ver verleden (ik was nog niet eens 40, kun je nagaan) heb ik ook van die stokken gekocht. Samen met Duitse vriendin B. begon ik opgetogen aan een rondje meer. (Even tussendoor: die Duitse vrouwen, die kunnen echt alles. Wandelen alsof je leven ervan afhangt, taarten bakken bij werkelijk elke gelegenheid en het eigenhandig knutselen van een complete adventskalender - elk jaar opnieuw - man, je zou er een minderwaardigheidscomplex van krijgen).
Maar goed, na 1 wandeling had ik al door dat dit niet echt iets voor mij was. Net zoals zoveel andere sporten... Ik had nog even de hoop dat ik het wel vol zou houden. Lekker in de buitenlucht! Nooit meer naar de sportschool! Maar niets was minder waar. Ik vrees een totaal gebrek aan een sportgen in mijn lijf.

Maar blij 40 worden, dat kan ik dan weer wél!

zaterdag 12 november 2011

De verdovers - Anna Enquist

Hoe krijg je iemand vanuit euforie - zo bam - terug met de voeten op aarde? En dan heb ik het niet over iemand uit De Verdovers, maar over mezelf....

Na een heerlijke week, waarin veel mooie dingen zijn gebeurd (ben 40 geworden! heb feest gevierd! heb mijn baan opgezegd! ga freelancen! heb mijn eerste opdracht!) ben ik donderdagavond naar een informatiebijeenkomst geweest over alle nieuwe wetten in de kinderopvang en over wat dat financieel betekent..... Nou, daar valt niet tegenop te freelancen ..... Goed voor een nachtje slecht slapen.

De volgende ochtend zitten sparren met buurvrouw M. over een alternatief plan. Daar gaan we de komende week maar eens op zitten broeden, kijken hoe dat zou kunnen werken. Heerlijk om na een fijn gesprek (dat gelukkig niet alleen over die kinderopvang ging) weer helemaal opgeknapt te zijn.

Maar nu De verdovers. Wat houd ik toch van de boeken van Anna Enquist. Eén van mijn absolute favorieten is “De thuiskomst”, over de echtgenote van Thomas Cook, de ontdekkingsreiziger. Werkelijk prachtig, kan ik iedereen aanraden.

De verdovers is voor mij zowel wel als niet een echt Anna Enquist boek. Grappig dat ik me daar ook de hele tijd van bewust was tijdens het lezen. Wél, omdat hij heel erg ingaat op de psyche van de hoofdpersonen. Niet, omdat het ook gewoon een doktersroman is. Wat ik helemaal niet van haar had verwacht.

Drik en Suzan zijn broer en zus. Al op heel jonge leeftijd (Drik was 4 jaar en Suzan 6 maanden) verliezen ze hun moeder. Leida, de tweelingzus van hun vader, komt bij hen wonen om hen op te voeden. En eigenlijk gaat het hele boek erom of het nou beter is om gevoelens en emoties te erkennen, te benoemen en te doorvoelen of om ze weg te stoppen en te verdoven.

Drik en Suzan kiezen beiden voor een opleiding in de medische wereld. Drik wordt psychiater en Suzan anesthesist. De één gelooft in het bespreken en naar boven halen van problemen, de ander in het verdoven ervan. Suzan, die altijd actief is, positief en handelend lijkt hierdoor een wat oppervlakkige persoonlijkheid te hebben, maar niets is minder waar. Wanneer collega Berend zegt dat anesthesie een onpersoonlijk vak is, is de reactie van Suzan ontroerend.

“Als ik iemand ophaal voor de operatie, denkt ze, als ik een gezicht zie, iemands huid voel, angst, pijn registreer, als ik iets uitleg, als ik geruststel, als ik iemand op tafel help en zachtjes toespreek terwijl ik een infuus aanleg, als ik zorg dat het even stil is in de OK en dan pas iemand in slaap breng - dan is het net als toen ik Roos naar bed bracht, vroeger.” p.26

Drik denkt dat het beter voor Suzan zou zijn als ze eens wat openheid over haar gevoelens zou tonen. Voor haarzelf, maar ook voor de relatie met haar dochter Roos, die allesbehalve soepel verloopt.

“Misschien was het anders geweest als ze in analyse was gegaan. Misschien ook niet. Die hele vroege trauma’s, daar kan je toch weinig aan doen. Probeer maar eens tot de door te laten dringen wat het betekent, met zes maanden door je moeder in de steek gelaten te worden. Onmogelijk. Je kan het hoogstens tot je nemen als een verhaal, verwoord door iemand anders. En dan fantaseren dat het gebeurde omdat jij niet deugde zoals alle adoptiekinderen denken. Suzan loopt haar hele leven al te bewijzen dat ze deugt, daarom is ze zo goed in haar werk. Er moet applaus komen, mensen moeten tevreden over haar zijn. Dan heeft ze bestaansrecht. Je moet met haar niet praten, daar wordt ze ongemakkelijk van. Het is niet voor niets dat haar patiënten bewusteloos zijn.” p.77

Zowel Drik als Suzan hebben veel verdriet van het overlijden van Drik zijn vrouw, een heel goede vriendin van Suzan. Drik heeft tijdelijk zijn praktijk van psychoanalyse in de wacht gezet, maar op aanrader van zijn zwager Peter, ook psychiater, pakt hij het langzaamaan weer op.

Zijn eerste nieuwe cliënt is een jonge psychiater in opleiding. Deze Allard gaat een steeds grotere rol in het leven van alle hoofdpersonen spelen, waarmee de doktersroman geboren wordt.

Erg blij word je niet van de afloop van het boek. En eigenlijk weet je nog steeds niet wat je nou het best kunt doen met verdriet: naar boven halen of wegstoppen. Ook Drik en Suzan twijfelen.  

“Heeft Drik toch gelijk, denkt Suzan. Dit is het bewijs. Als iemand kan gaan voelen wat er eigenlijk in hem omgaat, hoe vreselijk ook - verdriet, razernij, machteloosheid, alles wat je hebt aan ellende - dan is hij er beter aan toe dan daarvoor, toen hij die narigheid met alle kracht buiten zijn bewustzijn hield.  Hij voelt zich compleet. Hij staat in de werkelijkheid. Hij is genezen.” p. 171

En:

“Ze kent haar verleden niet, godzijdank heeft ze geen weet van de wanhopige scènes die zich afspeelden in haar vroege jaren. Een woedend krijsende baby moet ze geweest zijn, een baby die apathisch werd in de stugge armen van Leida, een kindje dat iets miste maar dat niet kon zeggen en ten slotte niet meer kon voelen. Nee. Beter zo, zoals zij het doet. Alsof Drik zo gelukkig is met al zijn geanalyseer. Het klinkt allemaal geweldig, misschien zelfs plausibel, maar het slaat nergens op. Zij is de verdovingsspecialist. Door het onderzoek dat Vereycken haar opdringt kan ze haar verdoofkunst vervolmaken.” p. 171-172

Een intrigerend boek, dat nergens te zwaar wordt, heerlijk doorleest en toch veel diepgang heeft.

Volgende week (ik waarschuw maar vast, het zal niet iedereen aanspreken): “40. Over lijf en leven van een beginnende veertiger” van Saskia Noort.

vrijdag 4 november 2011

Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken - Berthold Gunster

“Voor de pessimist is het glas halfleeg. Voor de optimist is het halfvol. Dit boek gaat uit van een derde benadering: waar is de kraan?”

Oh jongens, ik heb toch zo’n leuk boek gelezen voor deze week. Geen roman, maar een doe-boek. Voor iedereen die gemakkelijker tegenover problemen wil komen te staan, die humor in het dagelijks leven wil brengen en die af wil van het eeuwige “ja-maar...”. Die bevrijd wil zijn van ‘wat zou moeten’ en met een open geest wil kijken naar ‘wat zou kunnen’.

Op een bijeenkomst van mijn werk kregen we bij het afscheid allemaal het kleine boekje “Ja-maar... Omdenken. Kijk- denk-creëer” van Berthold Gunster.

Het bleek een ongelooflijk positief en humorvol boekje. Met foto’s en teksten die aangeven dat je op een heel andere manier tegen problemen aan kunt kijken. Want wat is een probleem nu eigenlijk? Niet meer dan een feit. Het gaat er om welke betekenis je eraan geeft, wat je ermee doet. Van ja-maar naar ja-en.

Hilarische voorbeelden staan erin, zoals dat van die beer in de woonkamer.  

“Een probleem is voor ons zoiets als een beer in je huiskamer. Beer weg, probleem weg. Simpel. De werkelijkheid is (helaas) complexer. Een probleem bestaat namelijk altijd uit twee dingen. Als je iets als een probleem ervaart, komt dat doordat je ten eerste een idee of wens hebt over hoe de werkelijkheid zou moeten zijn en ten tweede een waarneming van de werkelijkheid die daar niet mee overeenstemt. De beer lijkt het probleem, maar bij nauwkeuriger bestudering bestaat het werkelijke probleem uit twee factoren: de wens in leven te blijven én de aanwezigheid van de beer. Als ons doel was een beer te vangen, opgegeten te worden door een heuse beer (kicken!) of een fotoshoot te organiseren met bijzondere huisdieren, dan was de beer niet ‘het probleem’ geweest maar ‘de bedoeling’. De beer betekent op zichzelf niets. Een beer is een beer. Een feit. En niet per definitie een probleem.
Overigens. Om het vanuit een ander perspectief te bekijken. Voor een net uit zijn winterslaap ontwaakte beer met gezonde honger kan jouw aanwezigheid weleens de oplossing zijn.”

Vol van dit boekje liep ik binnen bij buurvrouw M. Dit moest zij lezen! Natuurlijk kende ze dit al (ergens lukt het me nooit om de eerste te zijn met zoiets) en ze had zelfs “Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken” van deze zelfde meneer Gunster in de kast staan. Meteen geleend dus dat boek.

Waar het kleine weggeefboekje foto’s en uitspraken laat zien (zoals die geweldige foto van een upside down world map, waar Europa rechts onderin weggemoffeld lijkt, helemáál niet meer het centrum van de wereld en waarop Nederland nauwelijks meer te vinden is) gaat  “Ja-maar...Huh?! De techniek van het omdenken” over de theorie achter het idee van omdenken.

Omdenken (dacht om, omgedacht)
(denk)techniek om problemen te transformeren in mogelijkheden, syn. ja-en-denken; vgl. tegenoverg. ja-maar-denken, denken in termijn van bedreigingen, beren-op-de-weg.

Vastdenken (dacht vast, vastgedacht)
manier van denken waarbij problemen alsmaar groter worden, van de regen in de drup komen, wederk. zichzelf vastdenken, in zijn eigen denken verstrikt raken, vgl. tegenoverg. omdenken, problemen in mogelijkheden veranderen.

Het idee van het omdenken gaat uit van vier verschillende strategiën om van een probleem een bedoeling te maken: liefde, werk, strijd en spel. Elke situatie vraagt om een andere strategie. De strategie van de liefde bestaat uit wachten, accepteren, bekrachtigen of respecteren. Die van werk uit doorzetten, focussen of terugdenken. De strategie van de strijd uit elimineren, importeren, collaboreren of verleiden en die van het spel tenslotte uit etaleren, rolverwisselen, ontregelen en omkeren. Het staat vol met voorbeelden en je wordt aangespoord om deze voorbeelden vooral te stelen, te jatten en te imiteren.

“Het gaat er niet om dat jij origineel bent, het gaat om het creëren van originele situaties. Doe dus maar gewoon na. Copy-paste.” p. 240

Helemaal blij word ik van dit boek. Nog één leuk voorbeeld:

“Een vader-en-zoonverhaal. De vader woont in Irak, de zoon in New York. De vader wil aardappels planten en heeft eigenlijk de hulp van de zoon nodig. Hij vraagt hem of hij niet een tijdje naar Irak kan komen om te helpen het veld om te ploegen. De zoon antwoordt: ‘Pa, dat is niet nodig, ik los het wel voor je op, komt goed.’ De zoon stuurt vervolgens een mailtje naar zijn vader: ‘Heb je het goed onthouden: dit jaar geen aardappels poten? Je weet wat er onder de grond zit. Denk eraan, met niemand over praten! Ik ben over een paar maanden thuis. Bespreken we alles.’ Het Amerikaanse leger onderschept het mailtje, stuurt een patrouille naar het aardappelveld van de vader en ploegt het grondig om. Daags erna kan vader de aardappels poten.” p. 180

Ik neem me voor om het eens in de praktijk te gaan proberen. Beginnend met het omkeren van twee begrippen. Vanaf nu noem ik een probleem niet meer ‘een probleem’, maar ‘de bedoeling’. Dit doe ik ook met ‘ondanks’ en ‘dankzij’.

Want zou het niet heerlijk zijn om lichter, speelser en leuker om te gaan met de werkelijkheid,  die soms zwaar, lastig en verdrietig is? Ik probeer het gewoon. Wie doet er mee?