vrijdag 2 maart 2012

De gebroeders Leeuwenhart - Astrid Lindgren

Een kinderboek deze keer, een heel mooi kinderboek. Ik heb het vaak gelezen, als kind en ook als volwassene. Naast alle prachtige boeken van Astrid Lindgren mijn absolute favoriet.

Een aantal weken geleden las ik dat er in het theater bij ons in het dorp een kindervoorstelling over De gebroeders Leeuwenhart zou komen. Leuk, dacht ik. Waarna ik natuurlijk geen kaartjes bestelde. Want te druk, teveel gedoe, te.... Toen ik het er toch nog eens over had met buurvrouw M én er die week flyers in de bibliotheek lagen, werd ik toch wel erg enthousiast en bestelde ik drie kaartjes: voor mij en voor zonen W en S.

Helemaal blij werd ik er van. Dat moesten de jongens horen! “Oh....wel een beetje saai, een theater....”. En (nog veel erger): “Maar dan missen we Top Gear op TV!”. Wat een cultuurbarbaren die jongens van mij...

Maar daar gingen we uiteindelijk toch, vorige week vrijdagavond. W, S en ik. Toch wel een beetje opgewonden alle drie. W en S vooral vanwege de cola die in het vooruitzicht was gesteld, ik omdat ik hoopte dat de voorstelling mijn herinneringen eer aan zou doen.

En wat was het mooi! Vijf kwartier lang hebben we gefascineerd zitten kijken naar 5 acteurs die met slechts een paar hulpmiddelen en een pop een fantastische voorstelling neerzetten. Magisch en wonderlijk. Prachtig! Zo levensecht, dat op het eind, bij het gevecht tussen de draak Katla en de reuzenslang Karm S snel van stoel wisselde met W, zodat hij naast mij kon zitten. Toch wel een beetje eng!

De gebroeders Leeuwenhart, dat zijn Jonatan en Karel Leeuw. Jonatan is een mooie, sterke en moedige jongen van 13, Karel zijn ziekelijke 10-jarige broertje, dat niet lang meer te leven heeft. Karel wordt door Jonatan getroost, als hij vertelt dat hij bang is om te sterven. Volgens Jonatan hoeft hij niet bang te zijn, als je sterft ga je immers naar Nangijala.

“‘Hoe kan het zo erg zijn?’ vroeg ik. ‘Hoe kan het zo erg zijn dat sommige mensen nog vóór ze tien jaar zijn, dood moeten gaan?’ ‘Hoor eens, Kruimel, ik geloof niet dat het zo erg is,’ zei Jonatan. ‘Ik geloof dat je het fijn krijgt.’ ‘Fijn,’ vroeg ik. ‘Is het soms fijn om onder de grond te liggen en dood te zijn!’ ‘Natuurlijk niet,’ zei Jonatan, maar het is eigenlijk alleen je schild die daar ligt. Zelf vlieg je heel ergens anders heen.’ ‘Waarheen dan?’ vroeg ik, want ik kon hem nauwelijks geloven. ‘Naar Nangijala,’ zei hij. Naar Nangijala - dat verkondigde hij op een toon alsof ieder mens wist wat hij ermee bedoelde. Maar ik had er nog nooit van gehoord. ‘Nangijala,’ zei ik, ‘waar ligt dat?’ Toen zei Jonatan dat hij dat niet precies wist. Maar hij wist wel dat het voorbij de sterren was. En toen begon hij zoveel over Nangijala te vertellen, dat ik bijna zin kreeg om er meteen naartoe te vliegen. ‘Daar leven ze nog in de tijd van de kampvuren en de sprookjes,’zei hij,  ‘en dat vind je vast fijn.’” p. 6

De verwachting is natuurlijk dat Karel eerst naar Nangijala zal vliegen en dat Jonatan jaren later zal volgen. Maar bij een brand in hun woning, waarbij Jonatan Karel redt door met hem op zijn rug het raam uit te springen, overlijdt hij als eerste. En Karel blijft diepbedroefd achter.

Maar niet voor lang, een maand of 2 later vliegt ook Karel naar Nangijla, naar de Ruiterhoeve in het Kersendal. En daar ontmoet hij Jonatan weer. Hij is ineens niet meer ziek, kan zwemmen, paardrijden en avonturen beleven. Alles, wat hij in het echte leven zo gemist heeft.

Al snel blijkt het leven in Nangijala echter niet zo sprookjesachtig als gedacht. Het Bramendal is in handen van een afschuwelijke vijand, Tengil, die samen met zijn draak Katla de bevolking daar in zijn greep houdt. Jonatan voert met zijn vrienden strijd om het Bramendal te bevrijden, maar wordt tegengewerkt door een verrader in het Kersendal.

Na een heleboel spannende avonturen, waarbij Karel de verrader ontmaskert, worden Tengil en Katla verslagen en wordt het Bramendal bevrijd. Echter niet zonder dat er dodelijke slachtoffers onder de vrienden van Jonatan en Karel zijn gevallen en Jonatan door een vlam van de draak Katla is geraakt.

“Hij legde me uit hoe wreed Katla’s vuur was. Als het niet dodelijk was, dan deed het iets veel ergers. Het maakte iets in je kapot, zodat je verlamd werd. Je merkte het niet meteen, maar het kwam tergend langzaam over je, onverbiddelijk. “Ik kan nu alleen mijn armen nog maar bewegen, ‘ zei hij. ‘En straks kan ik dat ook niet meer.’ ‘Maar denk je niet dat het over kan gaan?’ snikte ik. ‘Nee Kruimel, het gaat niet over,’ zei Jonatan. ‘Alleen als ik in Nangilima zou kunnen komen!’” p. 204

Nangilima, waar ze nog leven in de tijd van de kampvuren en de sprookjes. En deze keer geen wrede sprookjes. Nee, Nangilima is een plek waar de mensen spelen en dansen en zingen.

Om hier te komen, moeten Jonatan en Karel de grote sprong in de afgrond maken. Jonatan kan het niet meer, hij is inmiddels helemaal verlamd. En Karel? Karel neemt Jonatan op zijn rug, zoals zijn broer ooit hem op zijn rug nam en hij springt. Is hij bang? Ja, heel erg. Maar hij doet het toch.

“Ja, als je het nu niet durft, dan ben je een lor en dan zul je ook altijd een lor blijven. Ik liep terug naar Jonatan. ‘Ja ik durf het’,  zei ik. ‘Kleine dappere Kruimel,’ zei hij. ‘Doe het nu dan maar!’. ‘Ik wil eerst eventjes bij jou zitten,’ zei ik. ‘Maar niet te lang,’ zei Jonatan. ‘Nee, alleen tot het helemaal donker is,’ zei ik. ‘Zodat ik niets kan zien’.” p. 207

Een ontroerend boek over broederliefde, vriendschap en moed. Over dingen doen die je eigenlijk niet durft. Omdat het goed is.

En mijn W en S? Die lezen nu tegelijkertijd het boek, dat ik al jaren in de kast had staan. Om en om. Ze vinden het prachtig. En ze willen graag nog eens met me naar het theater......

1 opmerking:

  1. Hoi Dorine,

    Kijken of ik mijn zonen erook aan krijg, want ze lezen zo weinig ;( en dan lees ik het zelf ook een keertje natuurlijk ;-)

    groetjes,

    Dorothé
    http://djaktief.wordpress.com

    BeantwoordenVerwijderen